Het bruisend hart

Als je vroeg aan je werkdag begint zie je vanaf een uur of half 8 de drukte op de B-laag snel toenemen. Niet veel later wemelt het van de witte uniforms en doktersjassen. Een niveau lager, op de A-laag, begint het leven echter al wat eerder. Schoonmakers, transportpersoneel en medewerkers van het magazijn hebben dan de taken al opgepakt. Ooit hadden wij daar een rokersruimte, wat voor ons het bruisend hart was. Met weemoed denk ik terug aan die plek waar zo’n groot deel van het facilitaire personeel regelmatig haar gezicht liet zien.

Op het hoogtepunt van de dag, meestal halverwege de ochtend, stond het er blauw van de rook. Het was the place to be. Iedereen kende iedereen. Lange tijd kon je er koffie krijgen, hoewel het naar mijn smaak in de periode voor de Douwe Egberts-automaten vooral slootwater was. Lenzen vertroebelden er van de rook, uniformen en haardossen stonken de rest van de dag en gemorste shag werd zonder om te kijken van de tafel op de grond geveegd. Je had er de vaste rokershoestjes van mensen die desondanks gewoon doorpaften. Als je er naar binnen liep was het werk even aan de andere kant van de deur.

Ooit, voor mijn tijd, moeten de muren er wit geweest zijn en het keukenblok lichtgrijs. De nicotine-uitstoot verfde alles geel en lichtbruin totdat niemand meer beter wist. We hebben wel eens de opdracht gehad om de hele ruimte van top tot teen schoon te maken. Lopend over tafels veegde we de nicotinelaag van het geraamte tussen de plafondplaten, die zelf natuurlijk nooit meer schoon konden worden. De muren werden afgespoten; de aanslag droop zo naar beneden en maakte bruine plassen op de toch al donkergele vloer. Reden te meer om de ruimte voor minstens één volle dag af te sluiten. Maar voor wie? Tientallen keren kregen we boze blikken door het glas. Hoe kun je onze oase nu op slot doen?

Dat was maar voor één dag. Een aantal jaren later werd de medewerkers de toegang ontzegd. De rokersruimte voor patiënten verdween door de verbouwing van de Buitenhof en in het kader van klantvriendelijkheid moest er een alternatief komen. Zonder koffieautomaat, nota bene. In die periode heb ik er vaak schoongemaakt. Minstens driekwart van de gebruikers van de ruimte was nog gewoon medewerker. Ik had op mijn strepen kunnen gaan staan, dan had ik er niet hoeven schoonmaken vanwege het recht op een rookvrije werkplek. Maar het kon me niet schelen. Het was er rustig en gezellig (hoewel niet altijd tegelijkertijd) en dat is fijn werken.

Nu is het boek gesloten. De rokers, die inmiddels ook verbannen zijn van het personeelsterras, zitten nu in een druilerige partytent. Ze trekken genoeg blauwe jassen over elkaar aan om te kou te kunnen weerstaan. De rokersruimte zit op slot, ook voor patiënten. De laatste keer dat ik er langs liep stonden de stoelen in een opstelling die doet denken aan de vertoning van een film in een gevangenis. Bij gebrek aan duidelijkheid over de toekomstige bestemming van de ruimte is de nicotineaanslag nog niet verwijderd. Als dat op den duur wel gaat gebeuren zal men in ieder geval nooit de herinnering aan een mooie tijd kunnen wegpoetsen.

(Visited 14 times, 1 visits today)