Wanneer u dit leest ben ik enkel nog vrijwilliger in CWZ. Ik heb mijn badge en sleutels ingeleverd en mijn laatste loon ontvangen. Mijn kluisje is leeg, het slotje dient nu een ander doel. Alle verlofbriefjes die ik daar opgeslagen had liggen bij het oud papier en mijn naamkaartje in de prullenbak. Collega’s zijn ex-collega’s. Werkgever is ex-werkgever. Werkende is werkzoekende, op zoek naar antwoord op de vraag: is er leven na CWZ?
Ik heb altijd gedacht dat ik een triomfantelijke exit zou maken, van de schoonmaak naar een droombaan. Of in ieder geval een passende baan. Dat ik iedereen de hand zou schudden of gedag zoenen en met een lach en traan voor de laatste keer de deur uit zou lopen. Zo’n bitterzoet moment waarop je iets waar je van houdt achter je laat om het gezegende pad naar succes en rijkdom te bewandelen. Maar nee. Het werd de achterdeur, waaruit ik de onzekere duisternis in stap, bijna als een dief in de nacht.
Loskomen van iets dat je zo lang gewend bent lukt eigenlijk pas echt als je er al fysiek los van bent. Ik wist in november al dat mijn tijd als CWZ-medewerker binnen enkele maanden voorbij zou zijn. Omdat ik echter nog steeds in CWZ kom, om door middel van een werkervaringsplaats te investeren in mijn CV, lijkt de boze buitenwereld nog ver weg. In die boze buitenwereld ontbreken al die dingen die het zo fijn maken om onderdeel uit te maken van CWZ. Je kent de weg niet, en de lijntjes. Je kent niemand en niemand kent jou. De gun-factor ontbreekt. Het vertrouwen moet nog opgebouwd te worden. Op die duistere rivier drijft mijn vlot op de kracht van mijn beslissing om nooit meer zo ver en zo lang onder mijn niveau te werken.
Ik merk dat er verschillende gevoelens kunnen ontstaan als ik oud-collega’s van de schoonmaak tegenkom. Soms brengt het me terug naar de allesomvattende moeheid die ik voelde toen en nadat ik mijn burn-out kreeg. Maar het kan ook wel eens fijn zijn, als je iemand spreekt die liever warme herinneringen deelt of waar je wederzijds begrip mee hebt. Dat zijn dan ook de momenten dat ik nog eens denk: ja, ik heb hier toch mooie dingen meegemaakt.
Ik vraag me af of ik later als oude man nog weet dat ik nu hier mijn loopbaan zat te overpeinzen. En of dat CWZ-gevoel dan ook nog oproepbaar is. Misschien ben ik dan wel een paar keer opgenomen geweest en leer ik het ziekenhuis van een andere kant kennen. En zie ik hoe alle mensen die ik kende verdwenen zijn. Dan besef ik misschien pas dat verandering een natuurlijk proces is wat op alles van toepassing is. Dat wat niet meer beweegt, sterft. En dat ik dan voor de zekerheid maar eens rondje ga hardlopen.